donderdag 25 maart 2010

Beleggen in Windenergie

Sinds Inveztor in mei 2007 startte met de Gaia Nieuwsbrief over duurzaam beleggen zijn vrijwel alle onderwerpen aan bod gekomen, behalve windenergie. Hoog tijd om in te gaan op de bekendste en oudste vorm van duurzame energie.

Aanzien
In West-Europa doken de eerste windmolens op aan het einde van de 12e eeuw. Ze voorzagen in het malen van graan, het pompen van water en later ook het zagen van hout. En waren hiermee een belangrijke factor in de welvaart en het aanzien van Nederland.

Met de uitvinding van de stoommachine verdwenen windmolens die mechanische arbeid leverden uit beeld. Tegelijkertijd ondernam men in de 19e eeuw al pogingen om elektriciteit met windmolens op te wekken. Dit bleek echter alleen economisch in uitzonderingssituaties.

Pas in de jaren ’70 kwam windenergie, door de oliecrisis en het rapport van de Club van Rome, weer in beeld. Het waren met name particuliere initiatieven voor windmolens met een vermogen van enkele tot tientallen kW.

Productiefactor
Tegenwoordig hebben moderne windmolens een vermogen van zo’n 3 MW en zijn er al nieuwe modellen met 5 tot 6 MW in ontwikkeling. Ter vergelijking, een gemiddelde elektriciteitscentrale zit rond de 1.000 MW. De productiefactor komt nog wel om de hoek kijken. Dit is de verhouding tussen geleverd en nominaal vermogen. Het verschil komt doordat het meestal niet hard genoeg waait om de windturbines op volle snelheid te laten draaien.

Voor een windturbine aan land in Nederland bedroeg de productiefactor over de afgelopen jaren een kleine 20%. Dit wil zeggen dat een windmolen met 3 MW nominaal vermogen gemiddeld 0,6 MW vermogen leverde. Gemiddeld ligt de productiefactor internationaal, afhankelijk van de locatie, op 20% tot 40%.

In de windatlas van Europa is te zien dat de Noord-Westkust erg geschikt is voor windenergie. Ook Spanje en Zuid-Oost Frankrijk kennen vele locaties die geschikt zijn voor windturbines. Denemarken is de toplocatie als land met een gemiddelde windsnelheid die overal op windkracht 4 of hoger ligt.

Denemarken
Het is dan ook niet verwonderlijk dat Denemarken het schoolvoorbeeld is voor windenergie. Zo’n 20% van het elektriciteitsverbruik wordt geleverd door windmolens. Mede dankzij deze thuismarkt is de Deense windturbine-industrie wereldmarktleider.

Om vraag en aanbod van elektriciteit in balans te houden is Denemarken sterk afhankelijk van elektriciteitsuitwisseling met de buurlanden. Critici vinden het verschil tussen opbrengsten en kosten bij internationale levering en afname van elektriciteit te groot. De meerkosten van windenergie over conventionele energie zouden volgens schattingen uitkomen op € 1,3 miljard per jaar. De Deense windturbineorganisatie wijst er echter op dat er geen onderbouwing voor dit getal is. In 2005 concludeerde netbeheerder Elkraft dat 50% windenergie in 2025 technisch en economisch haalbaar is.

Hoe dan ook, de output van windmolens is zeer variabel en afhankelijk van de windsnelheid, die op voorhand moeilijk in te schatten is. Om het geleverde vermogen zoveel mogelijk af te vlakken is opslag tijdens piekproductie om vrij te geven tijdens dalproductie een goede optie. Grootschalige energieopslag was het hoofdonderwerp van de Gaia-editie mei 2008. De Volkskrant behandelde op 27 december jongstleden nog de opslag via perslucht (CAES) in combinatie met windenergie.

Producenten
Kijken we naar de grootste producenten naar absolute hoeveelheden dan is op dit moment Duitsland nog koploper met een geïnstalleerd vermogen in 2007 van 22,2 GW, ofwel 22.247 MW. Nummer drie is Spanje met 15,1 GW. De grote omvang van windenergie in Duitsland en Spanje is te danken aan een uitgebreide subsidiestructuur.

Op de tweede plaats staat nu nog de VS met 16,8 GW, maar deze zijn door een hoger groeitempo hard op weg Duitsland in te halen. Volgens de laatste berichten is het windvermogen daar in 2008 gegroeid tot 21 GW. In de vorige editie van Gaia bespraken we al het Pickens Plan van olietycoon T. Boone Pickens. Onderdeel van het plan is de bouw van een enorm windmolenpark in Texas met 4 GW aan vermogen.

Nederland
In ons land stond eind 2007 ruim 2 GW aan windenergievermogen opgesteld. Hiermee was windenergie goed voor 2,9% van de elektriciteitsproductie. Voor het totaal van alle duurzame energiebronnen lag het aandeel in de elektriciteitsproductie op ruim 6%.

De doelstellingen voor 2011 zijn vastgelegd in het Nationaal Plan van aanpak Windenergie. Het streven is een uitbreiding van windenergie op land tot 3 GW opgesteld vermogen. In plannen en nota's worden verder voor 2020 streefhoeveelheden genoemd van 6 GW op land en 6 GW in de Noordzee. Vanwege bureaucratische rompslomp zal het nog niet makkelijk worden om dit laatste te realiseren, aldus De Volkskrant. In een artikel uit augustus dit jaar sprak de krant van een dreigend fiasco voor windenergie op zee.

Nadelen
Ook op land is het plaatsen van windmolens vanwege de nadelen niet eenvoudig. Een veel gehoord tegenargument is horizonvervuiling. Zo liet de gemeente Alphen aan de Rijn afgelopen week weten af te zien van windmolens langs de N-11 Oost. De molens tasten het landschap aan, aldus het college van B&W.

Omwonenden kunnen ook last hebben van geluidsoverlast. Bij windturbines geproduceerd tot 2004 lag de geluidssterkte soms op wel 102 dB. Bij moderne types is er geen versnellingsbak meer tussen rotor en generator, waardoor de geluidssterkte op maximaal 43 dB uitkomt. Blijft over het zoevende geluid van de rotorbladen, met name aan de tips waar de snelheid het grootst is. Door een wiegprofiel met kleine dwarsvleugeltjes te gebruiken neemt het geluid verder af. Hiermee zijn windmolens nog niet compleet stil, maar is de overlast wel sterk gereduceerd.
Een ander bezwaar is het gevaar voor vogels. Elke windmolen doodt naar schatting 20 vogels per jaar. Maar in vergelijking met de 2 miljoen vogelslachtoffers door verkeer en de miljoen door hoogspanningsleidingen lijkt dit, hoe betreurenswaardig ook, beperkt.

Een goede manier om weerstand van omwonenden tegen windturbines aan te pakken is ze mede-eigenaar te maken. Op die manier kunnen deelnemers zich identificeren met ‘hun’ molen. In Kerkrade is in 2006 zo een project met twee turbines geslaagd. Daar waren 600 participaties van € 2.625 beschikbaar voor burgers uit de omgeving.

Beleggen
Beleggers die niet direct kunnen participeren in een windmolen in de buurt kunnen hun heil zoeken in Exchange Traded Funds. Dit jaar zagen twee ETF’s gericht op windenergie het levenslicht. De First Trust ISE Global Wind Energy (NYSEArca: FAN) is gebaseerd op de ISE Global Wind Energy Index, die een lijst met beursgenoteerde windgerelateerde bedrijven volgt.
Grote weging in deze index hebben turbineproducten als Vestas (8,1%), Gamesa (5,6%) en GE (1,2%). Deze drie producenten hebben een marktaandeel van 63%. Een ander zwaargewicht is het Spaanse Iberdrola Renovables (8,0%), ’s werelds grootste windparkontwikkelaar met een vermogen van 8,4 GW onder beheer. De toekomstige pijplijn is gevuld met maar liefst 54 GW. De Portugese broer, EDP Renovaveis, heeft dezelfde weging in de index. EDP Renovaveis exploiteert nu 3,8 GW aan windenergie.

Dan is er nog de PowerShares Global Wind Energy (Nasdaq: PWND). Deze volgt ook een index, de NASDAQ OMX Clean Edge Global Wind Energy index . De overlap met de ISE index is zeer groot, wat ook blijkt uit de vrijwel identieke performance tussen de twee ETF’s. De laatste weken doet PWND het nog net iets beter dan FAN, maar beide ETF’s verloren sinds begin juli meer dan de helft.

Recessie
De sterke koersdalingen zijn te weten aan de diepe recessie waar de wereld langzaam in glijdt. De verwachting voor de vraag naar energie daalt. Dit stelt al te ambitieuze groeiplannen in een ander daglicht. Ook daalt de olieprijs sterk. Hierdoor worden duurzame alternatieven, waaronder windenergie, relatief duurder. De kredietcrisis maakt het bovendien moeilijk om nieuwe projecten te financieren. Dit zagen we al bij het windmolenplan van Pickens, dat in ieder geval vertraging oploopt.

Natuurlijk bieden koersdalingen ook kansen voor beleggers die geloven in het potentieel van windenergie. Meest voor de hand liggend is een belegging in een ETF, die eenvoudig een brede spreiding geeft. Het lijkt hierbij, gezien het huidige marktklimaat, verstandig niet direct de gehele positie in te nemen, maar van nieuwe koersdalingen gebruik te maken om uit te breiden.

Doe-het-zelvers die een stap verder willen gaan, kunnen uit deze ETFs nog individuele beleggingen pikken. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met een hoge volatiliteit onder sommige aandelen.

Bron: www.inveztor.nl

Geen opmerkingen:

Een reactie posten